Van de m.i.v. 24 maart 2004 geldende standaard, gepubliceert door de F.C.I.
ALGEMENE VERSCHIJNING:
Gladharige, fors gebouwde hond, tamelijk laag op de benen, breed, krachtig en gedrongen. Het hoofd tamelijk groot in verhouding tot de grootte van de hond, maar geen onderdeel mag zozeer overheersen, dat het de algemene symmetrie afbreuk doet, of de hond misvormd doet schijnen, of zijn beweegkracht belemmert. Het gezicht kort, zijn snuit breed stomp en opwaarts gebogen. Honden die ademhalingsproblemen vertonen zijn zeer onwenselijk. Lichaam kort, goed gevormd en geen neiging hebbende naar zwaarlijvigheid, de ledematen fors en gespierd, de achterhand hoog en sterk maar enigszins licht in verhouding tot de zwaar gebouwde voorhand. Teven mogen niet zo massief of zwaar ontwikkeld zijn als een reu.
KARAKTERISTIEKE INDRUK:
De hond moet de indruk geven van vastberadenheid, kracht en aktiviteit.
TEMPERAMENT:
Waakzaam, ondernemend, trouw aan de baas, betrouwbaar, moedig, onbevreesd voorkomen maar goedig van aard.
HOOFD EN SCHEDEL:
De schedel moet groot zijn in omtrek, de omtrek (gemeten voor de oren) moet ongeveer gelijk zijn aan de schouderhoogte van de hond. Van voren gezien moet het zeer hoog lijken van de hoek van de onderkaak tot het hoogste punt van de schedel; ook zeer breed en vierkant. De wangen moeten goed rond zijn en zijdelings voorbij de ogen uitsteken. Van opzij gezien moet het hoofd zeer hoog en kort zijn, vanaf de achterzijde tot de punt van de neus. Het voorhoofd moet vlak noch bol, noch naar beneden voor het gelaat uitsteken en het vel op het voorhoofd en hoofd zeer los en fijn gerimpeld. De voorhoofdsbeenderen komen zeer ver naar voren, breed, vierkant en hoog; diep, wijd en een inkeping tussen de ogen. Vanaf de stop moet een brede en diepe stop, of vore, lopen tot het midden van de schedel en deze moet tot op de top van de schedel te volgen zijn. Het gezicht van voren gezien moet van jukbeen tot de neus kort zijn en de huid ervan gerimpeld. De snuit moet kort, breed en opwaarts gericht zijn en diep van de ooghoek tot de hoek van de mond. Neus en neusgaten moeten groot, breed en zwart zijn en onder geen voorwaarde leverkleurig, rood of bruin; de top ligt terug, vrijwel tussen de ogen. De afstand van de binnenhoek van het oog (of van het middelpunt van de stop tussen de ogen) tot de uiterste punt van de neus, moet groter zijn dan de lengte van de punt van de neus tot de rand van de onderlip. De neusgaten moeten groot, wijd en open zijn, met daartussen een duidelijk zichtbare, rechte, verticale lijn. De snuit kort, breed en opwaarts gebogen en zeer diep van de hoek van het oog naar de hoek van de mond. De neusrol mag de lijn van de lay-back niet onderbreken. De bovenlippen “chops”, moeten dik en breed, zeer diep neerhangen; zij moeten aan de zijkanten (niet van voren) geheel over de onderkaak reiken. Zij moeten van voren tot de onderlip komen en de tanden gemakkelijk bedekken. De kaak moet breed, massief en vierkant zijn, de onderkaak moet duidelijk van voren uitsteken en opwaarts gericht zijn. Gezien vanaf de voorkant moeten de verschillende proporties van het gezicht volkomen gelijk zijn aan elkaar als men een denkbeeldige lijn trekt van de top van de schedel naar de punt van de onderkaak.
OGEN:
Van voren gezien, moeten de ogen laag in de schedel liggen, zover mogelijk van de oren af. De ogen en de stop moeten in een rechte lijn liggen, op welke de groef loodrecht staat. Zij moeten zover mogelijk van elkaar staan, maar de buitenste hoeken moeten wel binnen de buitenste lijnen van de wangen liggen. Rond van voren, matig groot, noch diep liggen, noch uitpuilen en moeten in kleur zeer donker wezen –bijna zwart-, zij mogen geen wit tonen wanneer de hond recht vooruit kijkt. Vrij van duidelijke oog problemen.
OREN:
De oren moeten hoog zijn aangezet –met andere woorden- de voorste binnenrand van elk oor moet (van voren gezien) de buitenste lijn van de schedel bij de hoek van die omtreklijn ontmoeten, zodat zij ver uit elkaar liggen en zo hoog en zover van de ogen als mogelijk. Zij moeten klein en dun zijn. “Roze oor” is juist, dat wil zeggen, het oor vouwt aan het achtergedeelte binnenwaarts, zodat een deel van het inwendige zichtbaar is.
MOND:
Brede vierkante kaak met zes kleine snijtanden tussen de hoektanden, in een regelmatige rij, de hoektanden ver van elkaar. Die tanden moeten groot en sterk zijn en niet zichtbaar als de mond gesloten is. Vanaf de voorkant gezien moet de onderkaak direkt onder de bovenkaak en parallel hieraan zijn.
HALS:
De hals moet middelmatig van lengte zijn, zeer fors, diep en sterk. Van achteren goed gebogen met veel losse, dikke, gerimpelde huid vanaf het strottehoofd, die aan weerszijde “wammen” vormen, vanaf de onderkaak tot aan de borst.
VOORHAND:
De schouders moeten breed, schuin en laag zijn, zeer sterk en gespierd en de indruk geven alsof zij aan het lichaam zijn aangehecht. De borstkas moet ruim, rond en zeer diep van het hoogeste punt van de schouders tot haar laagste punt, waar zij de borst vormt. De borstkas moet goed tussen de voorbenen (dus geen vlakke zijden hebben), de ribben moeten goed gewelfd wezen. De voorbenen moeten zeer stevig en sterk wezen, goed ontwikkeld en ver uit elkaar geplaatst zijn, fors, gespierd en recht zijn, een tamelijk gebogen buitenste lijn vertonen, maar de beenderen der benen moeten zwaar en recht zijn, geen kromme of O-benig en kort in verhouding tot de achterbenen, maar niet zo kort dat de rug er lang door schijnt, of dat het de beweeglijkheid van de hond hindert en hem slecht ter been maakt. De ellebogen moeten laag zijn en goed vrij van de ribben staan. De middenvoeten moeten kort, recht en sterk zijn.
MIDDENHAND:
De achterbenen moeten zwaar en gespierd zijn, in verhouding langer dan de voorbenen, zodat de lendenen hoger komen te staan. De hakken lichtelijk gebogen en een regelmatig verloop; benen lang en gespierd vanaf de lendenen tot aan de sprongen; de onderbenen moeten sterk, kort en recht zijn. De spronggewrichten neigen daardoor naar elkaar en de achtervoeten draaien hierdoor naar buiten.
VOETEN:
De voorvoeten moeten recht zijn en iets naar buiten gedraaid, van middelmatige grootte en vrijwel rond, de achtervoeten rond en kompakt. De tenen aaneengesloten en stevig, duidelijk van elkaar gescheiden, waardoor de knokkels hoog zijn en in het oog vallend.
STAART:
De staart moet laag aangezet zijn, nogal uitsteken en vervolgens neerwaarts buigen. Hij moet rond zijn, glad en zonder franje of ruwe haren. De staart moet matig van lengte zijn, eerder kort dan lang, dik bij de wortel en snel afnemend tot een dunnen punt. Hij moet benedenwaarts gedragen worden (geen bepaalde opwaartse krul aan het einde vertonende) en de hond mag hem niet over zijn rug dragen.
GANGWERK:
Het gangwerk is typerend, zwaar en gedrongen, waardoor het lijkt of hij met korte, snelle stappen op de punten van zijn tenen loopt en zijn achtervoet nauwelijks opheft en daarmee over de grond schijnt te scheren. Hij loopt met een van zijn schouders lichtelijk vooruit. Een vitaal gangwerk is van het grootste belang.
BEHARING:
De beharing moet fijn van samenstelling zijn, kort, dicht en glad (slechts hard omdat zijn kort en dicht is, doch niet ruw)
KLEUR:
De kleur moet eenkleurig zijn of eenkleurig met een zwart masker of een zwarte snuit “smuts”. De kleur moet glanzen en in haar soort zuiver zijn, n.l.: gestroomd, rood met zijn verschillende variteiten, reekleurig, vaalbruin, etc., wit en wit gevlekte (d.w.z. een van de genoemde kleuren met wit). Leverkleurig, zwart en zwart met rood “black and tan” zijn zeer ongewenst.
GEWICHT:
Het gewicht van een reu: 25 KG (55 Lbs.); een teef 23 KG (50 Lbs.)
FOUTEN:
Elke afwijking van genoemde punten moeten beschouwd worden als een fout. De hoedanigheid van de fout moet in zijn juiste proporties ten aanzien van de fout en het effekt op de gezondheid en welbehagen van de hond worden beoordeeld.
Keurmeesters zijn strikt vereist akkoord te zijn met deze standaard en dienen de navolgende fouten in hun oordeel in overweging te nemen:
FOUTEN:
* Neusrol die de neus geheel of gedeeltelijk bedekt.
ELIMINERENDE FOUTEN:
* Agressie of overdreven schrik
* Ademhalings problemen
* Ingegroeide staart
Enige hond die duidelijk een lichamelijke- of gedragsafwijking vertoont, dient te worden gediskwalificeert.
OPMERKING:
Reuen moeten twee duidelijk normale testikels hebben, geheel ingedaald in het scrotum.
De Kennelclub in Engeland heeft de standaard aangepast, echter hij is nog niet officieel door de FCI in gebruik genomen.
Momenteel is alleen de Engelstalige tekst voorhanden.
Last Updated – October 2009
© The Kennel Club – Unauthorised Reproduction of Text and Images Prohibited.
A Breed Standard is the guideline which describes the ideal characteristics, temperament and appearance of a breed and ensures that the breed is fit for function. Absolute soundness is essential. Breeders and judges should at all times be careful to avoid obvious conditions or exaggerations which would be detrimental in any way to the health, welfare or soundness of this breed. From time to time certain conditions or exaggerations may be considered to have the potential to affect dogs in some breeds adversely, and judges and breeders are requested to refer to the Kennel Club website for details of any such current issues. If a feature or quality is desirable it should only be present in the right measure.
General Appearance
Smooth-coated, fairly thick set, rather low in stature, broad, powerful and compact. Head, fairly large in proportion to size but no point so much in excess of others as to destroy the general symmetry, or make the dog appear deformed, or interfere with its powers of motion. Face relatively short, muzzle broad, blunt and inclined upwards although not excessively so. Dogs showing respiratory distress highly undesirable. Body fairly short, well knit, limbs stout, well muscled and in hard condition with no tendency towards obesity. Hindquarters high and strong. Bitches not so grand or well developed as dogs.
Characteristics
Conveys impression of determination, strength and activity.
Temperament
Alert, bold, loyal, dependable, courageous, fierce in appearance, but possessed of affectionate nature.
Head and Skull
Skull relatively large in circumference. Viewed from front appears high from corner of lower jaw to apex of skull; also broad and square. Cheeks well rounded and extended sideways beyond eyes. Viewed from side, head appears very high and moderately short from back to point of nose. Forehead flat with skin on and about head slightly loose and finely wrinkled without excess, neither prominent nor overhanging face. From defined stop, a furrow extending to middle of skull being traceable to apex. Face from front of cheek bone to nose, relatively short, skin may be slightly wrinkled. Muzzle short, broad, turned upwards and deep from corner of eye to corner of mouth. Nose and nostrils large, broad and black, under no circumstances liver colour, red or brown. Distance from inner corner of eye (or from centre of stop between eyes) to extreme tip of nose should not be less than distance from tip of the nose to edge of the underlip. Nostrils large wide and open, with well defined vertical straight line between. Flews (chops) thick, broad and deep, covering lower jaws at sides, but joining underlip in front. Teeth not visible. Jaws broad, strong and square, lower jaw slightly projecting in front of upper with moderate turn up. Over nose wrinkle, if present, whole or broken, must never adversely affect or obscure eyes or nose. Pinched nostrils and heavy over nose roll are unacceptable and should be heavily penalised. Viewed from front, the various properties of the face must be equally balanced on either side of an imaginary line down centre.
Eyes
Seen from front, situated low down in skull, well away from ears. Eyes and stop in same straight line, at right angles to furrow. Wide apart, but outer corners within the outline of cheeks. Round, of moderate size, neither sunken nor prominent, in colour very dark – almost black – showing no white when looking directly forward. Free from obvious eye problems.
Ears
Set high – i.e. front edge of each ear (as viewed from front) joins outline of skull at top corner of such outline, so as to place them as wide apart, as high and as far from eyes as possible. Small and thin. ’Rose ear‘ correct, i.e. folding inwards back, upper or front inner edge curving outwards and backwards, showing part of inside of burr.
Mouth
Jaws broad and square with six small front teeth between canines in an even row. Canines wide apart. Teeth large and strong, not seen when mouth closed. When viewed from front under jaw directly under upper jaw and parallel.
Neck
Moderate in length, thick, deep and strong. Well arched at back, with some loose, thick and wrinkled skin about throat, forming slight dewlap on each side.
Forequarters
Shoulders broad, sloping and deep, very powerful and muscular giving appearance of being ’tacked on‘ body. Brisket round and deep. Well let down between forelegs. Ribs not flat-sided, but well rounded. Forelegs very stout and strong, well developed, set wide apart, thick, muscular and straight, bones of legs large and straight, not bandy nor curved and short in proportion to hindlegs, but not so short as to make back appear long, or detract from dog’s activity. Elbows low and standing well away from ribs. Pasterns short, straight and strong.
Body
Chest wide, prominent and deep. Back short, strong, broad at shoulders. Slight fall to back close behind shoulders (lowest part) whence spine should rise to loins (top higher than top of shoulder), curving again more suddenly to tail, forming slight arch – a distinctive characteristic of breed. Body well ribbed up behind with belly tucked up and not pendulous.
Hindquarters
Legs large and muscular, slightly longer in proportion than forelegs. Hocks slightly bent, well let down; legs long and muscular from loins to hock. Stifles turned very slightly outwards away from body.
Feet
Fore, straight and turning very slightly outward; of medium size and moderately round. Hind, round and compact. Toes compact and thick, well split up, making knuckles prominent and high.
Tail
Set on low, jutting out rather straight and then turning downwards. Round, smooth and devoid of fringe or coarse hair. Moderate in length – rather short than long – thick at root, tapering quickly to a fine point. Downward carriage (not having a decided upward curve at end) and never carried above back.
Gait/Movement
Appearing to walk with short, quick steps on tips of toes, hind feet not lifted high, appearing to skim ground, running with one or other shoulder rather advanced. Soundness of movement of the utmost importance.
Coat
Fine texture, short, close and smooth (hard only from shortness and closeness, not wiry).
Colour
Whole or smut, (i.e. whole colour with black mask or muzzle). Only whole colours (which should be brilliant and pure of their sort) viz., brindles, reds with their various shades, fawns, fallows etc., white and pied (i.e. combination of white with any of the foregoing colours). Dudley, black and black with tan highly undesirable.
Size
Dogs: 25 kgs (55 lbs); bitches: 23 kgs (50 lbs).
Faults
Any departure from the foregoing points should be considered a fault and the seriousness with which the fault should be regarded should be in exact proportion to its degree and its effect upon the health and welfare of the dog.
Note
Male animals should have two apparently normal testicles fully descended into the scrotum.